SOLIDARITY FOREVER

door Kathy Vanhout

Opengevouwen handen vertellen veel verhalen. De linkerhand zoekt, reikt, trekt, verbindt. Ze is grijpgraag en vol verlangen. De rechterhand is door werk gekerfd. Ze kneedt, oefent, (n)ijvert. Beiden horen samen, want de linker- en de rechterhand verbinden twee soorten tijd. In Hannah Arendts termen: een tijd om te werken en een tijd voor arbeid. Die eerste is creatief, voortdurend, op zichzelf of in zichzelf gericht, belangrijk. Uit werkende handen ontstaat iets (een schilderij, een muziekstuk, een idee). De tweede, arbeidende hand is even noodzakelijk want houdt dat ‘zelf’ in leven door in geld of eten of huisvesting te voorzien. Steeds complexer, steeds gedetailleerder wordt die arbeid, en steeds verder weg staat het van ieders persoonlijke noden. 

In Joyce Wielands Solidarity (1973) zijn geen handen te zien, maar hoor je wel een opgeheven hand een megafoon omklemmen. Die schreeuwt: SOLIDARITY FOREVER. De fabriekswerkers, die in veel meer voorzien dan enkel hun eigen noden, verenigen zich tegen diegenen die van hun arbeid profiteren. Handen die in de ochtend ontbeten, een was deden, kinderen uitwuifden, straks onder de lakens rusten, ijveren nu eerst voor betere werkomstandigheden en gelijke lonen in de koekjesfabriek waar ze werken. De vele handen van de lopende band tillen grote kartonnen of houten plakkaten boven het hoofd. 

De werkende handen die een protestbord beschilderen en de arbeidende handen die koekjes verpakken (of gewoon alle handen samen) maken een samenleving. De herhaling van een handeling sterkt een ambacht. Die wordt van linker- naar rechterhanden, van de ene vrouw naar de andere man, tussen eenieder doorgegeven. Ondertussen dwalen gedachten af, draaien handen aan de radars binnenin. De wisselwerking die ontstaat tussen mensen of binnen een zelf, is wat filmmakers Alex Schuurbiers en Eva van Tongeren met hun subject verbindt. Ze observeren vrouwen die niets doen wat hen vreemd is. Alex toont in Handwerk (2021) toegeknepen, friemelende, strekkende, spelende handen. Eva toont in Les mains qui travaillent (2023) handen die sorteren, rusten, demonstreren, aanwijzen.

Het lijken tweemaal portretten van het onbewuste, want Eva en Alex capteren mensen in momenten waarop zij zichzelf aan iets anders overgeven. Beide proberen te lezen in bewegingen. Hoe vertaalt het pellen van pinda’s en het denken, wachten, ontspannen zich tussen pols en vingertop? Want handen liegen nooit. Ze getuigen van samenlevingslagen, van werkvelden, van persoonlijkheden. Ze zijn soms sensueel, omsierd. Ze zijn soms knokig, droog. Ze zijn vaak beiden, op verschillende tijdstippen. Alles verandert voortdurend (werkomstandigheden en tradities, communicatie- en samenlevingsvormen). De handen schikken zich ernaar.

Of ze doen dat niet en gaan op zoek naar eigen uitdrukkingen. Soms gaan ze erg eenzaam, via spiegels en ramen naar zichzelf op zoek. Soms zoeken ze contact, in een andere tijd of een andere ruimte waar ook handen hebben gewerkt. Handwerk wordt een lust, omdat ze symbool staat voor wat we delen (kunnen delen, moeten delen). Wat arbeid is, is soms verbindende kunst. Handen die dragen, vouwen, een ervaring verraden. 

De kunst op haar beurt is soms ook gewoon een spel. Een spel van handen die zichzelf zien, die zichzelf door andere ogen willen zien, handen die zichzelf uitvergroten en acteren. Soms werkelijke handen, soms handen uit een droom. De sprekende en uitvoerende handen worden zich bewust van wat ze kunnen en doen. Wat daarnet nog onbewust voorbijgleed (gewoontes en tics) wordt verruild voor welgemeende onderzoekingen naar de eigen vorm, naar hun sensualiteit, naar alles wat nog kan en komen moet. Zolang ze maar solidair zijn.